22

Was hij een moordenaar? Waarom was hij nog niet zo lang geleden ‘the killer’ genoemd door de kleine donkere man in de donkere kamer? Björcke dacht daar soms aan, als een stukje concrete moraal. Het gaf hem een goed gevoel. Hij kon opnieuw een lange reis maken, zijn voorraad moraal aanvullen en tegelijkertijd dichter bij de bron komen. Mensen van andere culturen, ver verwijderd van het eenvoudige spoor dat zijn werknemers hier volgden.

‘Het is toch de eenvoud die het hem doet.’

‘Wat zeg je?’

‘Niets. Ik dacht alleen ergens aan.’

‘Denk in plaats daarvan hier maar aan.’

Björcke keek naar de gedrongen man aan de andere kant van de tafel.

‘Luister. We hadden nooit… hmm… contact met je opgenomen als we niet in je kalmte geloofden.’

‘Ik dacht dat jullie op mijn meedogenloosheid uit waren.’

‘Dat ook.’

‘Jullie hebben allebei gekregen.’

‘Maar jij wordt ook door iets anders gedreven.’

‘Haat? Dat kun jij niet begrijpen.’

‘Zo erg dat je het… andere niet hebt genoemd.’

‘Is dat belangrijk?’

‘Nee.’

De bezoeker haalde zwaar adem. Björcke zag dat hij zijn rechterhand tot een vuist balde voordat hij verder praatte.

‘Je vertrouwt ons niet.’

‘Dat zou jij in mijn positie ook niet doen.’

‘Het hangt allemaal van jou af.’

‘Je beseft misschien niet wat een hoog spel het is geworden toen jullie mij binnengehaald hebben.’

‘Wat een nederigheid.’

‘Ik bedoel iets anders en dat weet je heel goed.’

Björcke boog zich naar voren en deed de bureaulamp aan.

‘Je moet één ding goed snappen. We doen het kalm aan.’

‘Maar aan het eind…’

‘Ik beloof het. Aan het eind krijg jij hem.’

‘Ik moet gaan.’

‘Weer een… bijeenkomst?’

‘Smeerlap.’

De bezoeker kwam overeind. Hij voelde zich warm en voorbereid. Hij was met zijn gedachten ergens anders.

 

Jonathan Wide transpireerde in de middagzon. Als de hitte bleef aanhouden, moest hij een hoed gaan dragen. Zijn huid voelde gespannen.

Het huis aan de Enghavevej leek te zijn gekrompen sinds hij hier jaren geleden voor het laatst was geweest. Het lag naast het stenen gebouw van de Odd Fellows, was begroeid met druivenstruiken en zag eruit als een sprookjeshuis.

De Odd Fellows wierpen elke dinsdagavond een blik op het huis voordat ze hun bunker betraden, die ze zelf zo noemden en die enige tijd bescherming bood tegen de realiteit.

Het huis van de familie Wide was al zoveel jaar in het bezit van de familie dat degenen die nog leefden niet eens meer wisten hoe lang dat was.

Wide belde aan. Hij belde opnieuw aan toen er niet werd opengedaan. Ineens viel het hem op dat de deur op een kier stond.

Met een griezelig déjà vu-gevoel liep hij de hal in. Verwachtte hij iets anders aan te treffen dan een hal? Hij keek om zich heen, maar zag niets ongewoons. Rechts stond een kleine tafel met een telefoon, links hingen drie jassen en op de vloer eronder stonden twee paar stevige damesschoenen. Schoenen voor een oudere dame. Wide keek om zich heen en zag een keuken die in het donker lag. Hij riep de naam van zijn tante, maar kreeg geen antwoord.

Hij bekeek de twee kamers en de kleine keuken op de begane grond. Alle gordijnen waren dichtgetrokken en hij schoof ze open om het licht binnen te laten. Het stof speelde in de zonnestralen. Had zijn tante eigenlijk hulp in de huishouding?

Hij liep de trap op naar de bovenverdieping. Links hing een stevige houten trapleuning in een bruine houtsoort die hij niet herkende. Het hout glansde en voelde zacht onder zijn hand en hij merkte dat de oude trap geen geluid maakte.

In de linkerslaapkamer vond hij zijn tante. Ze lag in een eigenaardige houding in de oude fauteuil naast het bed. Voor haar op de grond lag een omgevallen kopje, de thee lag in dikke lichtbruine druppels op het witte kleed. Het kunstgebit van de oude vrouw was half uit haar mond gevallen. Ze zag eruit alsof ze niet kon stoppen met lachen om iets wat ooit was vertoond op het televisiescherm dat nu als een grijze, stomme spiegel tegenover haar stond.

‘Grethe!’

Hij rende naar haar toe. Nee nee nee. Het was zijn bloed en haar bloed en dat was dikker dan water en tante Grethe was Jonathan Wides enige familielid dat hij nog had. Als ze nog leeft.

‘Jezus! Wat laat je me schrikken, jongen!’

Ze was overeind gevlogen als een duveltje uit een doosje.

Hij omarmde de vrouw. Ze voelde zo mager, als een kind zonder veerkracht in de huid… Het was alsof hij een stel botten vastpakte.

‘Jonathan. Wat vreemd dat je er bent…’

‘Het is een tijd geleden, tante Grethe.’

‘Het is een hele tijd geleden dat ik iets van je heb gehoord, maar dat is het niet…’

Ze keek naar de vloer.

‘Nu ben ik alweer in slaap gevallen. Dat is niet de eerste keer. Ik kan dat kleed niet langer houden.’

Hij keek in haar onrustige ogen.

‘Je wilde iets zeggen, tante.’

‘Het is zo lang geleden dat ik iets van je heb gehoord, en ineens… Een paar dagen geleden zijn er hier een paar heren geweest, Zweden, die naar jou vroegen. Ze wilden weten waar je tegenwoordig woont. Het waren vrienden van je.’

‘Vrienden?’

‘Dat zeiden ze.’

‘Zeiden ze niet hoe ze heetten?’

‘Ja, misschien wel… Maar je weet… mijn geheugen. Maar ze waren aardig, misschien een beetje… Tja, hard leken ze. Waren het misschien politieagenten?’

‘Misschien. Wat wilden deze heren nog meer?’

‘Niets… vreemd eigenlijk… Maar dat ben ik misschien vergeten omdat ik zo’n warhoofd ben…’

‘Luister…’

‘Nu weet ik het weer! De ene, de grootste, zei dat ze bij je op bezoek zouden gaan.’

‘Ja.’

‘Zijn ze geweest?’

‘Ja, ehh… Ik geloof dat ik ze vorige week heb gezien.’

‘En daarna… daarna zei de ander, de kleinste, dat ze waarschijnlijk terug zouden komen.’

‘Sorry?’

‘Ze zeiden dat ze jou zouden bezoeken en dat ze dan weer hiernaartoe zouden komen.’

Hij keek naar haar. Zag ze er bang uit?

‘Naar deze woning?’

‘Ja, naar deze woning. Naar mij. Ze zeiden dat ze me nog een keer wilden zien.’

 

Toen de man was vertrokken, kwam Björcke overeind. Hij ging bij het raam staan en keek naar het verkeer op de rivier. Het bewoog stil en rustig vooruit.

Een simpel en rijk leven. Dat was mooi en goed uitgedrukt. Hij stond lang in westelijke richting te kijken en volgde met zijn blik een klein Oost-Europees vrachtschip op weg naar het open water. Hij verlangde naar het oosten, naar het Verre Oosten. Goede contacten in Zuidoost-Azië hadden hem de sleutel gegeven tot de bronnen van inkomsten van de nieuwe tijd. China White, het antwoord op de cocaïne uit Zuidoost-Azië, was in grotere hoeveelheden dan ooit op weg naar Europa. Het was pure heroïne volgens de beschrijving.

Vier jaar geleden kwam bijna alles vanuit de zogenaamde gouden driehoek via Thailand binnen. Maar de smokkel had zich inmiddels verspreid naar een hoeveelheid routes in zes tot zeven landen.

India was een van die landen. Madras was een van die steden. De Birmanen hadden Madras ontdekt en begonnen daar nu groot te investeren. Madras lag eigenlijk gunstiger dan Bangkok. De Thaise hoofdstad was tegenwoordig vergeven van de narcoticapolitie uit de hele wereld maar steeds minder van narcotica zelf. Björcke hield van India, hoe weinig hij ook van het land had gezien. Hij hield van de kleine donkere man in de donkere kamer.

Hij hield daarentegen niet van de kleine ex-politieagent die tegenwoordig in het privéleven van andere mensen wroette. Misschien was het een vergissing geweest om zijn flat binnen te dringen, maar ze hadden niet veel keus gehad. Het had trouwens ook geen groot risico geleken. De kerel kreeg steeds meer vijanden naarmate hij meer informatie vergaarde.

Fredrik Björcke masseerde zijn linkerslaap en richtte zijn blik op de deur aan de andere kant van de kamer. De hoofdpijn was het afgelopen jaar erger geworden, naarmate hij meer succes kreeg. Misschien was het beter om op dit niveau te blijven.

Wat had de vrouw gezegd? Waarom was die bemoeial naar hem toe gegaan? Twee vragen op rij, dat was meer dan hij gewend was.

Hij pakte de telefoon om een waarschuwing te uiten, een verwarrende waarschuwing. Het was moeilijk om zich stuntelig genoeg voor te doen.

 

Jonathan Wide zette thee, die ze in de keuken dronken.

Iemand deed moeite om hem duidelijk te maken dat hij niet anoniem op deze aarde leefde. Het was met een zekere ambitie gedaan en hij voelde de dreiging. Die zweefde boven hem en het enige wat hij kon doen om het te stoppen… Tja, hoe kon hij het stoppen?

Iemand had de mogelijkheid gehad om tante Grethe te verwonden, maar had dat alleen aangekondigd. Hij wist niet helemaal zeker of ze de inhoud van de boodschap van de vreemde man begreep.

Wide stak de Enghavevej over en liep het Kennedypark in. Het water van het meer in het kleine park was rimpelloos, met een klein eiland dat als een vlot in het midden dreef. De wilgen hingen met hun dichte bleekgroene bladeren boven het water. Drie Deense mannen zaten in de schemering op een bank in het verste eind van het park met bierflesjes in hun hand. Hij kon niet verstaan wat ze zeiden vanaf de plek waar hij stond. Hij pakte een kleine platte steen, gooide hem en telde één-twee-drie-vier voordat de steen onder de wateroppervlakte verdween.

Het had de steen vier miljoen jaar gekost om de oever te bereiken en hij had hem in vier seconden teruggegooid.

Toen hij het park uitliep en even later afsloeg naar de Rimmens Allé, zwaaiden er een paar schoolmeisjes naar hem vanuit een bus.

De zon was weg, maar de warmte bleef hangen. Wides achterhoofd bonkte, alsof de wond open zou barsten. Het was of niets ooit voorbij zou gaan. De martelgang op het spijkerbed van het leven ging door, die oneindig lange weg, tot je eindelijk met rust werd gelaten en geen last meer had van alle dagen die voortstormden als wilde paarden over de heuvels.

Was het de eeuwige warmte die herinnerde aan het bestaan? Wide had de afgelopen jaren regelmatig over het bestaan nagedacht, of misschien was hij alleen elk jaar een beetje cynischer en gedesillusioneerder geworden. Rond zijn vijfendertigste had hij een tijdlang gedacht dat hij zichzelf leerde kennen, voor het eerst, en een paar dingen die hem opvielen bevielen hem zelfs. Nu was hij daar niet zo zeker meer van.

Ineens dacht hij terug aan zijn jeugd in de kleine Småländse stad waar hij was opgegroeid, en de trein die erdoorheen denderde en zelden stopte en hoe hij en de andere kinderen naar het spoor renden als ze de stoomfluit ver weg hoorden en hoe ze zwaaiden en zwaaiden als de wagons passeerden en bleven zwaaien tot de trein uit het zicht was verdwenen en alles was opgelost in de lucht die van lichtblauw glas had geleken. Daarna gingen ze weg en wachtten op de volgende stoomfluit.

Hij had zo graag aan boord van een van die treinen willen zitten. Uiteindelijk was hij inderdaad op de trein gestapt om naar het andere leven waarover hij had gedroomd te vertrekken. Daar was hij nu. Hij verlangde naar een nieuwe trein, maar hij verlangde het meest naar het gevoel dat hij ooit had gehad. Het geloof in het heerlijke onbekende.

In de Kalkvaersvej, bij de Söndergade, had kapsalon Jensen zijn zeventiende facelift ondergaan en ontving nu klanten zoals Monsieur Robert. Wide zag de kale schedel van Jensen niet achter de rood-wit gestreepte zonneschermen.

Jensen had altijd lange dagen gemaakt. Wide kon Frederikshavn niet zijn stad noemen maar hij kende het goed, omdat hij er een deel van zijn leven had doorgebracht.

Misschien was Jensen dood, misschien was iemand anders Monsieur Robert geworden.

Op het parkeerterrein van Damsgaard was een bus van Sparlunds Busstrafik in Grästorp stuurloos geraakt. Hij stond in een kring van omver gereden winkelwagens.

Wide stond in het donker in de Brotorvet toen hij een auto hard door de Havnegade hoorde rijden. Een seconde later zag hij de koplampen. Ze beschenen hem met volle kracht en kwamen steeds dichterbij en ineens besefte hij dat ze met een enorme vaart naderden en dat ze recht op hem af kwamen. Hij zou geplet worden tegen de betonnen trap achter hem als hij niets deed. Het gezicht in de auto werd plotseling verlicht door een neonbord. Hij zag het duidelijk, gedurende een fractie van een seconde.

Wide gooide zich opzij, terwijl hij zijn lichaam tegelijkertijd naar boven draaide. Hij kreeg grip onder zijn voeten en het lukte hem met de kracht die de angst hem gaf om zijn zware lichaam omhoog te gooien op de afbrokkelende traptreden.

Toen hij het bovenste deel van de trap bereikte, was de auto onder hem met piepende banden voor de vvv blijven staan. Wide hoorde een portier opengaan en daarna stemmen. Hij wachtte en dacht na of hij meteen door de Valutaslang naar de boot moest gaan. Daarna hoorde hij een korte, harde lach, waarna het portier werd dichtgeslagen. Even later werd er een automotor gestart en reed de auto onder hem plankgas weg.

Allen die gestorven zijn
titlepage.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_000.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_001.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_002.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_003.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_004.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_005.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_006.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_007.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_008.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_009.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_010.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_011.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_012.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_013.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_014.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_015.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_016.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_017.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_018.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_019.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_020.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_021.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_022.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_023.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_024.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_025.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_026.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_027.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_028.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_029.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_030.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_031.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_032.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_033.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_034.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_035.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_036.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_037.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_038.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_039.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_040.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_041.xhtml